Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE2720

Datum uitspraak2008-08-12
Datum gepubliceerd2008-08-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/430040-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

noodweer(exces), strafmaatmotivering


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.430040-08 en 07.430202-06 (TUL) Uitspraak: 12 augustus 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte] [geboorteplaats] [adres] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 juli 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.B. Bos, advocaat te Zwolle. De officier van justitie, mr. H.C.C. Berendsen, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake het onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde tot een jeugddetentie van 60 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 35 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zicht gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen en de voorschriften van de jeugdreclassering en van Tactus. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de bij vonnis d.d. 10 september 2007 van de kinderrechter te Zwolle opgelegde voorwaardelijke werkstraf van 60 uur tenuitvoer wordt gelegd. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging). BEWIJS De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 ten laste is gelegd, met dien verstande dat: 1. hij op 23 maart 2008 te Kampen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan het Stationsplein geparkeerd staande auto ([automerk en kenteken] heeft weggenomen een MP3 speler, toebehorende aan [benadeelde partij 1] 2. hij op 23 maart 2008 te Kampen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan het Stationsplein geparkeerd staande auto ([automerk en kenteken]) heeft weggenomen een navigatiesysteem (merk Tomtom) en een sleutelbos en een portemonnee en 25 euro en een hoofdtelefoon, toebehorende aan respectievelijk [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak; 3. hij op 23 maart 2008 in de gemeente Kampen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee flessen sterke drank, toebehorende aan [benadeelde partij 4]; 4 primair. hij in de periode van 17 februari 2008 tot en met 23 maart 2008 in de gemeente Kampen opzettelijk een OV kaart, toebehorende aan [benadeelde partij 5], welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als vinder van een gevonden voorwerp, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; 5. hij op 21 maart 2008 in de gemeente Zwolle opzettelijk mishandelend een persoon te weten [benadeelde partij 6] tegen het lichaam heeft geslagen en geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden, en hij op 21 maart 2008 in de gemeente Zwolle opzettelijk mishandelend een persoon te weten [benadeelde partij 7] tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden. Van het onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het onder 1 en 3 bewezene levert telkens op: diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 2 bewezene levert op: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto 311 van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 4 primair bewezene levert op: verduistering, strafbaar gesteld bij artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 5 bewezene levert op: mishandeling, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw van verdachte heeft met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde ter terechtzitting een beroep gedaan op noodweer of, voor het geval dit verweer niet mocht slagen, op noodweerexces en heeft op grond daarvan geconcludeerd tot ontslag van alle rechtsvervolging. Zij heeft ter ondersteuning van dit verweer, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat verdachte het feit zou hebben begaan, geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waarbij verdachte wellicht de grenzen van noodzakelijke verdediging heeft overschreden, als gevolg van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt. De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer en op noodweerexces en overweegt hieromtrent het volgende. De getuige [naam getuige] heeft bij de politie verklaard dat er irritatie ontstond tussen verdachte en drie jongens. Eén van die drie jongens daagde [verdachte] steeds uit en [verdachte] reageerde hier steeds op. Volgens haar werd er over en weer gescholden en uitgedaagd. Die jongen gaf [verdachte] plotseling een duw, waarop [verdachte] die jongen een trap gaf. Vervolgens ontstond een vechtpartij, waarbij ook een van de andere jongens betrokken was. Beide aangevers verklaren bij de politie dat verdachte degene was die op hen afkwam en agressief reageerde op de opmerkingen die zij naar hem maakten. Verdachte heeft verklaard dat hij niet weg kon komen, omdat één van beide aangevers hem bij zijn nek vast had en dat hij werd geslagen terwijl die jongen hem vast had. De stelling van de verdachte dat hij vast werd gehouden en wel moest slaan om te voorkomen dat hij meer klappen zou krijgen, wordt door geen enkele andere verklaring ondersteund. [getuige] heeft daarentegen juist verklaard dat één van aangevers [verdachte] wegduwde en dat [verdachte] daarop begon te schoppen. Gelet op het vorenstaande ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank feitelijk grondslag aan het verweer. Aldus wordt het beroep op noodweer danwel noodweerexces verworpen. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft op één avond flessen sterke drank van een uitgaansgelegenheid en diverse goederen uit twee auto’s gestolen. Hij was – naar eigen zeggen – in dronken toestand. In de periode vóór deze avond heeft hij een gevonden OV-kaart in zijn bezit gehouden om voor zichzelf te gaan gebruiken. Met dit gedrag laat verdachte zien dat hij zich weinig aantrekt van de eigendomsrechten en belangen van anderen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van twee leeftijdgenoten tijdens een ordinaire vechtpartij in een drukke winkelstraat ten overstaan van een talrijk publiek. Weliswaar hebben de beide aangevers zich ook niet onbetuigd gelaten, maar de rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij met geweld heeft gereageerd op de provocaties van de beide aangevers. De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 17 juni 2008 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 26 maart 2008 een rapport uitgebracht over de persoon van de verdachte. In dit rapport staat onder andere weergegeven dat er aanwijzingen zijn voor alcohol- en drugsproblemen bij verdachte. Bureau Jeugdzorg Overijssel (BJO) rapporteert d.d. 8 juli 2008 dat verdachte voor diagnostisch onderzoek opgenomen is geweest bij Het Bauhuus te Groningen en nu in afwachting van andere opvang tijdelijk bij zijn moeder verblijft. Bureau Jeugdzorg vindt het van belang dat verdachte de mogelijkheid krijgt om af te kicken en zijn schoolgang weer op te pakken en adviseert daartoe aan verdachte in het kader van een bijzondere voorwaarde verplicht jeugdreclasseringscontact op te leggen. Op 13 juli 2008 heeft de psycholoog H.E.W. Koornstra een psychologisch rapport uitgebracht over de persoon van de verdachte. De psycholoog concludeert dat verdachte een in aanleg structuurbehoeftig kind is dat het in zijn puberteit aan alle benodigde veiligheid heeft ontbroken. De emotionele onveiligheid die hem ten deel viel toen zijn ouders niet meer beschikbaar waren, leidde tot heftige problemen waarbij hij zijn onvrede tevens uitageerde in criminele gedragingen. Met BJO adviseert de psycholoog om verdachte onder begeleiding te houden van de jeugdreclassering in het kader van een voorwaarde bij een voorwaardelijk op te leggen strafdeel. De gezinsvoogd van verdachte, [naam gezinsvoogd] heeft ter terechtzitting aangegeven dat verdachte ook een contactpersoon heeft bij de instelling voor verslavingszorg Tactus in verband met zijn drank- en drugsgebruik. Al het vorenstaande in aanmerking nemende is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat verdachte voor de bewezenverklaarde feiten bestraft dient te worden met een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest. Om verder recidive te voorkomen stelt de rechtbank jeugdreclasseringscontact als bijzondere voorwaarde. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 27, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 300, 310, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht. Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in artikel 77dd van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig alsnog de gehele tenuitvoerlegging te gelasten van de door de kinderrechter te Zwolle bij vonnis d.d. 10 september 2007 opgelegde voorwaardelijke werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie. BESLISSING Ten aanzien van de tenlastelegging Het onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 60 dagen. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering worden gebracht. Van de jeugddetentie zal een gedeelte, groot 35 dagen, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door het Bureau Jeugdzorg Overijssel, jeugdreclassering, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht. Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven. Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging De rechtbank wijst de vordering toe. De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07.430292-06 bij vonnis d.d. 10 september 2007 van de kinderrechter te Zwolle voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf, te weten een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie . Aldus gewezen door mr. J.H. Bosch, voorzitter en plaatsvervangend kinderrechter, mrs. G.E.A. Neppelenbroek en A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 augustus 2008. Mr. Neppelenbroek voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.